10 mei 2019

Het ambtsgebed behouden

Het ambtsgebed behouden

Voor de een is het een steen des aanstoots, een ander heeft er niks mee, maar kan er mee leven en voor de derde is het een tere, waardevolle zaak. Het ambtsgebed maakte weer eens de tongen los in de Katwijkse raad. Hart voor Katwijk stelde in een initiatiefvoorstel dat er sprake zou zijn van strijdigheid met de scheiding van kerk en staat en hadden moeite met het veronderstelde verplichtend karakter van dit gebed. Een overduidelijk misverstand, zo bleek.

Het wordt tegenwoordig breeduit gedacht. Het ambtsgebed zou niet passen bij de scheiding van kerk en staat. Dat is ook één van de grondgevoelens in het initiatiefvoorstel van HvK. Ons raadslid Wim van Duijn ging hier tijdens de raadsvergadering nader op in: ”Er wordt regelmatig geschermd met die scheiding van kerk en staat, maar wist u dat deze scheiding juist bedoeld was om de kerk te beschermen tegen onterechte inmenging van de staat? De zinsnede "de scheidende muur tussen de kerk en de staat" werd oorspronkelijk door Thomas Jefferson gebruikt in een brief aan de Doopsgezinde gemeente in Danbury op 1 januari 1802. Met deze brief wilde Jefferson de zorgen van de kerkleden over dit onderwerp wegnemen. Hij vertelde hen daarom dat er een spreekwoordelijke muur tussen kerk en staat bestond om hen te beschermen. Deze metafoor werd alleen gebruikt om de staat uit de aangelegenheden van de kerk te houden, niet om de kerk uit de aangelegenheden van de staat te houden. Even dus een puntje geschiedenis”.

Ook het college verwoordde in hun reactie op het initiatiefvoorstel over het ambtsgebed een vergelijkbare redenering en concludeerde, evenals de SGP, terecht dat bij het ambtsgebed geen sprake was van strijdigheid met de scheiding van kerk en staat en ook dat er geen sprake van enige verplichting is voor raadsleden en voorzitter om hierbij aanwezig te zijn of dit gebed uit te spreken. Ze waren vrij om er al dan niet bij aanwezig te zijn. “De gedachte en conclusie van HvK over het verplichtende karakter klopt dus niet en dus heeft ook dit initiatiefvoorstel geen grond” concludeerde Van Duijn. Daarom zou, naar de mening van de SGP’er, intrekken van dit initiatiefvoorstel de enige juiste reactie zijn.

De SGP ging er nog dieper op in. Zij ervaart het ambtsgebed zeker niet als folklore. Het is inderdaad een traditie, maar zeker geen lege traditie. Van Duijn: ”Nee, voor ons is het ambtsgebed een levende zaak. Bidden is spreken met God. Weten van je eigen tekortkomingen en Hem vragen om wijsheid en bedachtzaamheid om de belangen van de burgers goed te kunnen behartigen. Dat is het fundament voor mensen die hun werk vanuit het geloof willen doen tot eer van God en tot welzijn van de naaste”. 

In het debat drong de SGP’er er diverse keren bij HvK op aan om hun voorstel in te trekken omdat de grond er van ontbreekt en gebaseerd was op onjuist veronderstellingen. Uiteindelijk trok HvK dit voorstel inderdaad in.